1.
Mijn overbuurvrouw wacht al zolang ik haar ken op twee dingen: een maagverkleining en de nieuwbouw. In de nieuwbouw wordt alles beter. Dichter bij de winkels, alles modern en niet langer een keuken in de woonkamer. Na de maagverkleining gaat ze ook meer wandelen, zegt ze. Tot die tijd is het wachten en rondhangen. Vooral vroeg in de ochtend kom ik haar vaak tegen. Dan roept ze steevast: “Ja, ik ben altijd vroeg op. Ben wel vet, maar niet lui.”
“Nee,” antwoord ik dan. “Zéker niet lui.”
(Over het vet durf ik niets te beamen noch te ontkennen.)
We zitten op een dikke boomstam op het hondenlosloopveld, de oude dame en ik. Een hoogbejaarde op een boomstam is best een gek gezicht. Haar benen komen net niet bij de grond en bungelen een beetje onhandig boven het gras. Daardoor oogt ze zowel oud en fragiel als piepjong. Tachtig en zes, gewoon tegelijk.
Vroeger – of nou ja, tot een jaar of twee geleden – kwam ik met enige regelmaat in het donkerbruinste café van de stad. Zo’n café dat een beetje eng is om voor het eerst te betreden, maar waar ze wel na een enkel bezoekje direct je naam weten en je een volgende keer persoonlijk begroeten. De perfecte plek om een schrijfavond te organiseren, vond ik. Het was er vaak rustig, er was geen WiFi en het gehele interieur zag eruit alsof de tijd er al tien jaar stilstond. Het café pretendeerde niet retro of vintage te zijn. Sterker nog: het café pretendeerde helemaal niets. Prettig, me dunkt.
“Ik heb zo weinig herinneringen aan mijn tijd hier. Gek, toch?”
Samen met mijn broer loop ik het stadspark van Kampen uit en wijs naar mijn vroegere middelbare school. Het is mooi weer en mijn hond snuffelt druk aan de grond waarop ik opgegroeid ben. Ik eigenlijk ook; in roerige tijden vind ik het altijd fijn even terug te keren naar het Overijsselse. Een korte touch base, terug naar waar het achtentwintig jaar geleden allemaal begon.
“We komen voor het kegelen.”
De man achter de bar van het café trekt geamuseerd een wenkbrauw op. Het is zaterdagavond en samen met mijn beste vriendin heb ik het onwaarschijnlijke plan opgevat om naar de open avond van de lokale kegelclub te gaan. Onze vriendschap is in principe gefundeerd op een gedeelde passie voor eten gecombineerd met een intense haat voor sportieve activiteiten, maar dingen omver gooien kunnen we allebei vrij goed en tijdens het kegelen kun je ook een biertje drinken. Als we dan toch iets actiefs gingen doen, dan dit.
“Ja – ehm – we willen graag weten hoe dat gaat,” stamel ik. “Kegelen.”
Ik zit op een verjaardagsfeestje vol zwangeren en jonge ouders en nip zwetend van mijn appelsap. Het is begonnen, schiet er door mijn hoofd. De hele tijd ben ik bang dat een van de peuters naar me toekomt, met die grijpgrage handjes en doordringende oogjes. “Het was gewoon tijd voor de volgende stap,” zegt de jongen naast me. We converseren over zijn verhuizing vanuit de hoofdstad naar een koophuis in een kleinere gemeente en de daarop volgende – welhaast onvermijdelijke – geboorte van het Eerste Kind. Het geluk straalt er vanaf.
Ik word daar altijd een beetje sip van.
“Is er nog koffie?”
De mevrouw met de rollator en het eeuwige groene windjack komt glimlachend de bakkerswinkel binnen. Altijd diezelfde vraag, direct bij binnenkomst. Ze spreekt de woorden met goede hoop uit, maar altijd op bescheiden toon. Mevrouw zou er zeker begrip voor hebben als de koffie onverhoopt eens op zou zijn. In haar tijd was het vast niet zo vanzelfsprekend allemaal: eindeloze koffie en altijd een koekje. Toen zat de koffie nog in een pot, in plaats van in een apparaat dat de hele dag bakjes troost uitspuwt op verzoek. Het vervelende van potten is dat ze een bodem hebben en dus onvermijdelijk ook wel eens leeg zijn. Dat kan gewoon.
OVER Ik leg de knulligheid van alledag vast in woord en beeld. Voorheen was ik een kind.
EERDERE WANDELINGEN Meer verhalen, projecten en publicaties: https://linktr.ee/slenteraar
CONTACT Mail: nicolefromthemountain@gmail.com Of stuur een bericht via Instagram