De noestige man heeft een booghaag tussen zijn voortuin en de stoep, grenzend aan de lelijkste straat van de stad die vroeger water was
Ingekapseld tussen de bladeren zit hij op een klapstoel, dag in dag uit, zijn voeten in het publieke domein en de rest van zijn lichaam thuis
Hij tuurt naar wegmisbruikers en de glasbak aan de overkant en op de driehonderdachtste dag is het leven van de mensen terug te voeren op één zin:
‘Er is er iedere dag wel eentje die de boel laat donderen, kind’
De glasscherven kruipen tussen de stoeptegels en in de duimen van fietsenmakers en in de pootjes van chihuahua’s met namen als ‘Pitbull’ en ‘Shaquonda’
De noestige man – een Ziener – spreekt: ‘Er komen mensen op de maan, maar een leeg potje doperwten en wortelen zonder brokken in een gat stoppen, hó maar’
I Er schijnen wijken te bestaan waar de bewoners een band met elkaar opbouwen door samen een zomerfeest of een buurtbarbecue te organiseren. Bij mij in de straat gebeurt het bonden tot nu toe door middel van andersoortige evenementen. Denk aan inbraken, bouwoverlast en buurtgenoten met borderline. Je kunt daar veel van vinden, maar de uitkomst is in principe hetzelfde: ik ken mijn directe buren bij naam en weet dat ik bij ze kan aanbellen voor een praatje of een kop suiker.
Deze zomer had ik een moestuintje. Het tuintje vereiste veel aandacht. Dieven plukken, wateren, takken opbinden, verstevigen, nog meer wateren. Geheel tegen de verwachting in schoot – na eindeloos veel geduld – alles uit de grond: tomaten, pepers, kruiden, bloemen, de hele zomer lang. Pas afgelopen week heb ik de laatste tomaatjes opgegeten. De bladeren verschrompelden en de zonnebloemen gaven het op. Ongeveer tegelijkertijd trokken de mensen in de wijk zich massaal terug in hun huisjes, van de voortuinen naar de woonkamers.
Op één oude man na.
1.
Mijn overbuurvrouw wacht al zolang ik haar ken op twee dingen: een maagverkleining en de nieuwbouw. In de nieuwbouw wordt alles beter. Dichter bij de winkels, alles modern en niet langer een keuken in de woonkamer. Na de maagverkleining gaat ze ook meer wandelen, zegt ze. Tot die tijd is het wachten en rondhangen. Vooral vroeg in de ochtend kom ik haar vaak tegen. Dan roept ze steevast: “Ja, ik ben altijd vroeg op. Ben wel vet, maar niet lui.”
“Nee,” antwoord ik dan. “Zéker niet lui.”
(Over het vet durf ik niets te beamen noch te ontkennen.)
Krap drie maanden in mijn nieuwe huis en ik zie mijn vermoedens wederom bevestigd: de meeste mensen zijn gewoontedieren. De buurvrouw hangt op vrijdag het beddengoed te luchten, de overbuurjongen opent iedere avond om elf uur zijn tuinhekje om de hond nog even tegen de heg te laten pissen, de buurjongen met de headset gamet na het werk; op vrijdagavond draait hij jazzmuziek.
En ik? Ik loop drie keer per dag met mijn hond door de straten, ‘s ochtends vroeg vaker wel dan niet in mijn pyjamabroek. Ergens hoop ik dat mijn wijkgenoten mijn loopje geruststellend vinden, net zoals ik hun buurtgeluiden en rituelen nu al als een kleine maar fijne zekerheid ervaar. Er is niets tegen op een beetje voorspelbaarheid in deze roerige wereld.
OVER Ik leg de knulligheid van alledag vast in woord en beeld. Voorheen was ik een kind.
EERDERE WANDELINGEN Meer verhalen, projecten en publicaties: https://linktr.ee/slenteraar
CONTACT Mail: nicolefromthemountain@gmail.com Of stuur een bericht via Instagram